Oosterwijtwerd is een klein dorp in de gemeente Loppersum in de Nederlandse provincie Groningen. Het ligt ten noorden van de spoorlijn Groningen - Delfzijl en de N360, tussen Loppersum en Appingedam. Het dorp heeft 233 inwoners .
Oosterwijtwerd is gebouwd op een wierde aan de rand van de vroegere Fivelboezem, ontstaan rond het begin van de jaartelling. De naam wijtwerd is opgebouwd uit de woorden widu en weerd . Het voorvoegsel Ooster is na de middeleeuwen toegevoegd om het dorp te onderscheiden van Westerwijtwerd. De huidige maren zijn oorspronkelijke getijdengeulen en kreken in het oorspronkelijke kweldergebied. De westgrens van de wierde is het Godlinzermaar, dat ten westen van het dorp samenstroomt met het Leermenstermaar en het Spijkstermaar tot het Oosterwijtwerdermaar, dat ver ten zuiden van het dorp instroomt in het Damsterdiep. In 1536 werd het dorp verwoest door troepen van Meindert van Ham. Het oostelijke onbebouwde deel van de wierde is rond 1900 afgegraven. Dat deel wordt aangeduid als de lege wier. Later werd ook het westelijkste deel afgegraven, waarvoor zelfs een boerderij werd verplaatst. Met de afgravingen verloor het dorp ook zijn radiale wierdestructuur.
In de 20e eeuw werd het dorp uitgebreid langs de Damsterweg. Tegen het eind van die eeuw was het complete winkelbestand verdwenen, waaronder een smederij, bakkerij, kleermaker, naaister, kuiperij/wagenmaker, schoenmaker en kruidenier. Ook de beide dorpscafés sloten hun deuren. Wel zijn er nu twee eetcafés. In de 19e eeuw werd aan de zuidzijde van het dorp de spoorlijn Groningen - Delfzijl aangelegd. Oosterwijtwerd had een eigen stopplaats, stopplaats Oosterwijtwerd.
Oosterwijtwerd was tot 1811 een zelfstandige gemeente.
Op de wierde staat de kerk van Oosterwijtwerd, een van de eerste kerken in de provincie Groningen die geheel gebouwd werden van baksteen. De kerk kan dateren uit de tweede helft van de 12e eeuw of uit omstreeks rond 1237, volgens dendrochronologisch onderzoek aan de kap.
Oorspronkelijk was het kerkje gewijd aan Maria en was het een van de belangrijkste Maria-bedevaartplaatsen in het gebied. Ten noorden ervan stond volgens de jezuïtische pater Franciscus Mijlemans voor zijn tijd een pelgrimshuis. Hij vermelde tevens dat een oude vrouw hem had verteld dat het 24 jaar eerder nog werd gebruikt voor pelgrimstochten. Hij had naar eigen zeggen ook de ruïnes ervan gezien. Processies waren in 1587 reeds verboden door de Staten van de Nederlanden en gebouwen die ermee verband hielden werden afgebroken, wat erop wijst dat de verering hier langer heeft voortgeduurd.[1] In de protestantse tijd vormde het slechts een dwerggemeente, die tot 1671 met Garrelsweer was gecombineerd, tot 1839 met Eenum, tussen 1955 en 1977 met Leermens en in 1977 opging in de hervormde gemeente De Wierden , die tenslotte in 2004 met de hervormde gemeenten Loppersum en Zeerijp-Eenum-Westeremden opging in de hervormde gemeente Maarland .
De losstaande klokkentoren van de Oosterwijtwerder kerk stortte in 1664 in tijdens het luiden ter herdenking van de dood van stadhouder Willem Frederik. Ter vervanging van de toren werd in 1665 een dakruiter geplaatst. Het kerkje is sinds 1979 eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken, die het in 1985 en 1992 restaureerde. In 1997 werd er de laatste kerkdienst gehouden.
Bij Oosterwijtwerd werd in een onbekend jaar een Johannieter commanderij gebouwd, die in 1466 voor het eerst genoemd wordt en vermoedelijk een voorwerk vormde van de commanderij Kloster Dünebroek in Wymeer in Oost-Friesland. Precieze gegevens hierover ontbreken. In 1476 werd het na 10 jaar van onafhankelijkheid en financiële problemen een voorwerk van het klooster Heveskesklooster bij Heveskes. In 1609 werden de Johannieter bezittingen verbeurd verklaard door Stad en Lande en ingenomen door de protestanten.
In 1411 werd door Focko Ukena de borg Huis ter Oosterwijtwerd gebouwd, die in 1452 in het bezit kwam van het geslacht Ripperda werd zij afgebroken. Op het voormalige borgterrein werd in 1789 een boerderij gebouwd, die tegenwoordig Schathuis Wijtwerder Heerd wordt genoemd. De grachten werden later opnieuw uitgegraven. De vroegere aanwezigheid van de Ripperda's komt met name tot uiting in de kerk; in de wapens op de 17e-eeuwse herenbank, rouwborden, een grafkelder en een zandstenen epitaaf.
In het dorp staat aan de Dorpstraat 15 het oude schoolgebouw, waarvan het bouwjaar onbekend is, maar dat verbouwd werd rond 1900 onder leiding van architect Oeds de Leeuw Wieland. In 1935 werd het gebouw gesloten en ging de school, samen met die van Leermens en Eenum, op in de openbare basisschool bij de Dieftil[2] over het Eenumermaar, gelegen tussen de drie dorpen. Voor overige voorzieningen zijn de inwoners aangewezen op Appingedam of Loppersum.
De oude weem van het dorp werd eind 19e eeuw gesloopt om plaats te maken voor de in 1896 gebouwde pastorie aan de Dorpstraat 31. In 1905 werd het kleine verenigingsgebouw 'Rehoboth' gebouwd tegenover de kerk, waar vroeger vergaderingen en zondagsschool werd gehouden en dat nu dienstdoet als atelier. Aan de Dorpstraat 25-27 staat een langgerekt diaconiegebouw uit 1879, dat een ouder gasthuis uit 1707 verving en gerestaureerd werd in 1988. Gevelstenen van beide stichtingsjaren en het jaar van restauratie zijn verwerkt in de voorgevel. Aan de Dorpstraat 24 staat een in eclectische stijl opgetrokken huis uit ongeveer 1880, waarin midden in de voorgevel een nis is gemaakt, waarin een beeld is geplaatst. Het huis op nr. 26 dateert volgens een gevelsteen uit 1860 en werd lange tijd bewoond door streekromanschrijfster Netty Streef.
In 1743 werd een pelmolen gebouwd aan oostzijde van de Oosterwijtwerdermaar, nabij de Dieftil , die later ook werd gebruikt als korenmolen en in 1889 afbrandde. Ter vervanging werd de dat jaar afgebroken koren- en pelmolen uit Briltil uit 1818 naar Oosterwijtwerd gehaald en herrees daar hetzelfde jaar als korenmolen. Deze molen had als hulp een elektromotor, die in 1934 werd vervangen door een Bronsmotor. Drie jaar later werd de molen onttakeld en in 1962 afgebroken.
De begraafplaats 'Rusthof' aan de Ripperdastraat 17 werd in 1931 aangelegd, toen ook het baarhuisje met het expressionistisch paraboolvormige dak werd gebouwd, dat lijkt op dat op de begraafplaats van Garsthuizen.
Pastorie
Verenigingsgebouw
Diaconiegebouw
Groningen: Steden en dorpen Nederland: Provincies · Gemeenten
Beluister
Bron: wikipedia.